Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En de koning [24]verordende hun, [25]wat men ze dag bij dag geven zou van [26]de stukken der spijs des konings, en van den wijn [27]zijns dranks, en dat men hen [28]drie jaren [alzo] optoog, en dat zij ten einde derzelve zouden [29]staan voor het aangezicht des konings. 24. Of, stelde, verordende, bestelde. 25. Hebreeuws, het woord, of de zaak des daags op zijnen dag, gelijk Ex.5:13. 26. Brokken, portie, gerechten, of overschot. 27. Hebreeuws, zijner dranken, of drinkingen; dat is van zulke wijnen of drank, als hij zelf dronk. 28. In welken tijd vermoedelijk zij de taal, de religie en de wetten der Chaldeen zouden kunnen leren. 29. Dat is, dienen; zie Deut.10:8, en 1 Kon.17:1, en de aantekening.